Typisch Jorike
Ooit kocht ik als meisje van acht jaar mijn eerste typemachien. Het was een gele Brother die ik vond op de Koninginnemarkt in Hoogeveen, en wel voor het luttele bedrag van één gulden. Ik kon mijn geluk niet op; typte het ene verhaal na het andere en fantaseerde over hoe ik de jongste schrijfster van Nederland zou worden. Maar zoals dat meestal gaat met dromen, vervloog deze toen ik ouder werd. Of beter gezegd: toen ik twaalf was vloog de droom onder mijn bed en zou daar jarenlang stof liggen happen.
Totdat ik in 2014 op bezoek was bij mijn ouders. Uit verveling haalde ik het ijzeren, vergeten ding tevoorschijn en begon er gewoon maar wat op te tikken. Letters, woorden. Kleine zinnetjes. Ineens herinnerde ik me een taalpost van genootschap Onze Taal, die wel erg toepasselijk was voor mijn situatie: "Staat er ergens in huis nog een oude typemachine weg te kwijnen? Daar is kunst mee te maken." Kunst...? Aarzelend begon ik een hartje te typtekenen. En een oog. Daarna het snormannetje van de Pringles-bus die naast me lag. En toen ik de rest van de middag in de tuin zoet was met het typtekenen van ons tuinbankje, was ik verkocht. Mijn verhalenmachine had een extra dimensie gekregen -- die dag transformeerde hij voor mijn ogen tot tekeningenmachine. De afgelopen vier jaar passeerden veel ideeën de revue. Nieuwe typemachines kwamen en gingen. Eentje ging er zelfs mee op reis naar Azië, maar eenmaal daar werd ik onzeker. Ben ik wel een goede tekenares? Wat is mijn stijl? Wil ik tekenen met of zonder woorden? Vinden andere mensen mijn werk wel leuk? Gelukkig word ik er beetje bij beetje beter in. Het typtekenen zelf, maar ook het accepteren dat het niet in één keer goed hoeft te gaan. Er hoeft niet altijd een resultaat uit te komen. Een typendans op zichzelf is óók leuk: lekker hameren in het wilde weg! |